Het jaar is 2005, Juan Carlos werkt in de COBUP (commissie voor het zoeken naar personen die tijdens de dictatuur zijn verdwenen), zijn belangrijkste doel is het vinden van zijn grootvader die in de jaren 80 verdween. Midden in zijn zoektocht vertelt zijn partner Karen hem over een verlaten huis waar mogelijk martelingen hebben plaatsgevonden en waar mogelijk lichamen begraven liggen. Ondertussen beginnen onderofficier Alvarenga en onderofficier Martinez zonder veel emotie aan hun dienst, zonder enig idee van wat hen te wachten staat.